Musica, Impulscentrum voor Muziek: een interview met Herman Baeten en Paul Craenen (Artishock vol. 10, 2012)

Musica ontstond vanuit een groep vrienden en een jongerenkoor, waaruit een festival groeide, het Deustival in Peer, een protest-beweging tegen de geplande afbraak van een 17e-eeuwse kapel. Alles begon heel kleinschalig, men startte met de organisatie van cursussen voor volwassenen en kinderen, er kwam een tijdschrift en later ook fascimile’s onder de naam Alamire. Dan volgde de Dag Oude Muziek. Via erkenningen bij volksontwikkeling en jeugdwerk groeide Musica verder uit, maar door de verschillende regelgevingen moest dat in afzonderlijke organisaties gebeuren: Muziekactief, Mallemuze, Musica, Alamire, ze bestonden alle vier naast elkaar maar werden door dezelfde mensen gerund. In 1999 werd Musica uiteindelijk als één geheel erkend binnen het Muziekdecreet dat intussen is omgevormd tot het Kunstendecreet. Ondertussen staat Paul Craenen klaar om de bezieler van destijds, Herman Baeten, op te volgen.


Paul, jij bent actief in DKO, bent ook bezig met hedendaagse muziek, wat is voor jou de motivatie om bij Musica aan de slag te gaan?

PAUL: Een samenloop van omstandigheden. De afgelopen 10 jaar heb ik naast mijn job als leraar in DKO behoorlijk radicale en experimentele dingen gedaan als componist. Ik heb daar erg veel uit geleerd, maar ik heb me nooit willen beperken tot het muzikantschap an sich. Ik was wel toe aan een nieuwe uitdaging. Daarnaast kwam het feit dat ik net een doctoraatsonderzoek in de kunsten had afgewerkt. De vacature bij Musica was een puzzelstukje dat op zijn plaats viel. Het is een organisatie waarin onderzoek en experiment een plek krijgen, maar dan wel vanuit een breed perspectief en met de bedoeling er zoveel mogelijk mensen mee te bereiken.

Ik hou van de link tussen de kunstpraktijk en alles wat beschouwend of onderzoekend en experimenterend is. Belangrijk was dat ik Musica al een beetje kende en wist waarvoor het stond. Ik ben er ooit docent geweest op een zomerkamp, heb er een soundwalk gegidst. Dat was in de beginperiode van Klankenbos, rond 2007. Ik herinner me dat ik rondwandelde op het domein en me afvroeg wat dat Klankenbos eigenlijk was, en vooral wat het nog zou kunnen worden. Ik heb daar toen nog een artikel over geschreven, maar ik kon toen niet vermoeden dat ik ooit de kans zou krijgen om die vragen in de realiteit te beantwoorden.

Even polariseren: Herman, jij komt als musicoloog vanuit de oude muziek, vanuit de jaren ‘60 met de goesting om dingen te veranderen.  Paul, als hedendaagse componist van een andere generatie. Hoe zie jij de toekomst dan?

PAUL: Van Musica? De eerste vraag voor mij is niet de toekomst van Musica maar wel wat er vandaag nodig is, waaraan moeten we werken, waar de mogelijkheden liggen.  Het belangrijkste verschil tussen Herman en mezelf is dat wij in een totaal ander tijdvak beginnen, met andere mogelijkheden en misschien ook een ander geloof in wat mogelijk en haalbaar is. Alleen al het idee van een ‘revolte’ die bij de generatie van Herman sterk speelde, is vandaag minder evident. Hebben we nog die ruimte om iets radicaal nieuws te stellen in de plaats van wat er al is? De economische achtergrond is veranderd, er is een toegenomen besef dat middelen eindig en mensen beperkt flexibel zijn. De druk om vooral efficiënt te zijn, weegt momenteel sterk op de gehele culturele sector. Er zijn wel veel nieuwe mogelijkheden, maar die hebben ook hun nevenwerkingen. Een voorbeeld zijn de nieuwe communicatiemiddelen. Die zorgen voor een mobiliserend vermogen dat groter is dan ooit tevoren. Maar anderzijds zorgt dat ervoor dat alles wat fonkelt als nieuw meteen voor iedereen zichtbaar is en recupereerbaar wordt. Met als gevolg dat je in een ‘rat race’ terecht riskeert te komen als je voortdurend je eigen unieke karakter in de verf probeert te zetten. Ik denk dat we in onze sector vandaag soms teveel bezig zijn met een opbod aan aankondigingen en zelfverheerlijking. Er is kortweg teveel communicatie en te weinig inhoud. Op termijn zie ik meer heil in een bescheidener houding, waarbij je je als organisatie zoveel mogelijk richt op inhoudelijk werk, en daarbij op een zo intelligent mogelijke manier omgaat met de verwachtingen van de buitenwereld. Dat leidt misschien tot pragmatischer en minder zichtbare revoluties, maar misschien ook wel tot duurzamere effecten.

HERMAN: Je mag niet vergeten dat die revolte voor ons een stuk noodzakelijke ontvoogding was. De druk van de katholieke kerk bijvoorbeeld, was toen immens groot. Je moest niet proberen een beetje uit de pas te lopen, dus liepen we heel erg uit de pas, dan wisten we zeker dat we conflicten kregen. We liepen rond met de slechtste kleren, gewoon om ons af te zetten tegen de opvoeding. En we waren met veel, met honderdduizenden in Vlaanderen, een echte beweging. Die ontvoogding moeten jullie niet meer meemaken, en zeker de jonge mensen niet meer. 

PAUL: Inderdaad, maar daar tegenover staat dat alles wel complexer geworden is, denk ik. Bepaalde dingen die 30-40 jaar geleden ontvoogdend waren, behoren vandaag tot een mainstream mentaliteit die soms het bewustzijn van zijn oorsprong is verloren. Zodat je soms de omgekeerde weg moet volgen om de gemeenschap wakker te schudden. En dat zie je ook gebeuren. Bepaalde houdingen die vroeger als ‘conservatief’ zouden zijn bestempeld, krijgen vandaag weer een elan, ze vertegenwoordigen weer iets. Ik sta daar kritisch tegenover, want het is dikwijls erg ondoorzichtig waarom vandaag iets als progressief of conservatief wordt aangevoeld. Denk maar aan de plaats van kunst en cultuur in de samenleving. Er is net een beleidsnota uit over cultuureducatie vol mooie, ‘progressieve’ idealen waar je zonder problemen mee akkoord kan gaan. Maar opvallend is dat kunsteducatie in de nota bijna niet vernoemd wordt.  Dat begrip wordt haast angstvallig vermeden en vervangen door ‘cultuur’. Wat natuurlijk een veel bredere, en daarmee ook conservatievere lading heeft, want alles wat we gewoon zijn te doen, behoort tot onze cultuur. Hoe reageer je daarop als kunsteducatieve organisatie? Neem je het op voor die kunst die zich in onze westerse traditie bijna per definitie richt op het ‘buiten-gewone’, dan neem je tegelijk een standpunt in dat door velen als een verdediging van het verleden wordt bestempeld. Tegelijk scherpen dergelijke discussies de vraag waarvoor we vandaag precies willen strijden. Uiteraard is iedereen pro creativiteit, maar dan vooral wanneer het begrepen kan worden vanuit de context van de ‘creative industries’. De enige reden waarom die term nu ook in de kunstensector ingang vindt, is dat het artistieke praktijken in een economisch model en economische logica zichtbaar maakt. Op zich een goede zaak, maar het gevaar is dat het economische het enige argument wordt voor creativiteit. En dan verlies je gegarandeerd die autonomie, die artistieke vrijheid die we zolang op een voetstuk hebben geplaatst.

Wat ik graag in uw verhaal hoor, is het inzetten op het artistieke. Dat is een statement dat men nu kan maken: degelijk met het artistieke bezig zijn. Niemand lijkt dat nog te doen. Net hetzelfde voor het puur educatieve. De trend is dat alles socio-cultureel moet zijn, maar daarmee worden naar mijn mening te vaak flauwe afkooksels gemaakt.

PAUL: Succes hebben is niet zo moeilijk. Je kan goed draaiende zomeractiviteiten organiseren voor kinderen, zoekacties, verjaardagsfeestjes met een educatief moment etc. Kinderen zijn altijd een goed glijmiddel. Het is het laatste waarop mensen besparen, en als ouders zien dat hun kinderen zich amuseren, heb je eigenlijk al gewonnen spel. Maar wij moeten een stap verder durven gaan. Als impulscentrum staan wij per definitie aan de rand, onze taak bestaat erin voortdurend de mogelijkheden te onderzoeken voor een ‘andere’ muziekeducatie.

HERMAN: Ja, dat is zo, ik denk dat dat ook de reden is waarom er een ander type dan ikzelf de organisatie zal leiden.  Ik had niet graag dat er een copy-paste iemand kwam. Je moet alles wat er vandaag is in vraag durven stellen, zowel wat er rondom ons heen gebeurt als wat we zelf doen. Dus Paul zal wel bekijken wat en hoe hij dat doet. Soms is het beter om met een blanco blad te beginnen. Als iets niet meer nodig is, stop er dan mee, doe iets anders. Telkens wanneer er weer nieuwe mensen bij ons kwamen, nieuwe stafmedewerkers bijvoorbeeld, dan zag je nieuwe trajecten ontstaan, zag je de organisatie dynamisch andere richtingen inslaan.

Hoe Klankenbos gegroeid is, is een typisch voorbeeld van de dynamiek van de organisatie.  Het was nooit de bedoeling om daarmee te starten. Toen Brugge culturele hoofdstad was, hadden ze veertien klankinstallaties staan.  Ik ben daar naar toegegaan, en er werkten er maar drie zoals het hoorde.  Dus bij de rest werkte er helemaal niks of waren er problemen.  In andere culturele hoofdsteden hebben ze nadien ook nog geprobeerd, maar ook daar werkte het niet echt.  En toen dachten wij: we gaan dat ook proberen, maar beter. We hebben toen de mensen van stichting Intro in Situ van Maastricht ontmoet en samen met hen een Europees project aangevraagd. Dat geld hebben we gekregen en dan zijn we gestart. Maar aanvankelijk was het alleen de bedoeling om drie jaar lang experimenten te doen. Maar er stonden intussen een paar stevige installaties, en dan zegt je: we gaan die toch niet afbreken? Zo is het begonnen, er kwamen steeds installaties bij, het was niet meer te stoppen.

En zo zullen er nog wel projecten komen. In ons beleidsplan 2007 – 2009 stond geen letter over werken met baby’s en in 2008 hebben we al een groot Babelutfestival neergezet. Ik wil maar zeggen: dat zijn dingen die op je afkomen, die je aanpakt en die tegelijk misschien één van de bedreigingen voor de organisatie vormen. Soms wil je te veel doen en dan moet je op een gegeven moment keuzes maken en inperken.

PAUL: We kunnen niet alles zelf doen. Iets waar we zo stilaan wel overeenstemming rond krijgen, is dat we ons in de toekomst vooral moeten gaan richten op nascholingen, op de mensen die professioneel met kinderen en jongeren bezig zijn. We proberen bijvoorbeeld sterkere banden te smeden met scholen, vormingsinstellingen en deeltijds kunstonderwijs. Het is denk ik een kwestie van de juiste formules te vinden. Zoals in ons CONNECT – project dat ondersteund wordt door Verdi. Twaalf mensen uit verschillende academies volgen vijf sessies met internationale specialisten rond creatieve werkvormen aan het klavier. We zorgen voor een historische invalshoek en maken een verbinding met hedendaagse benaderingen en onderzoek. Daarmee slagen we erin om mensen warm te krijgen vanuit de muziek die hen zelf nauw aan het hart ligt. De deelnemers aan het project zijn zelf allemaal leraar, het zijn geen leerlingen, we beschouwen ze als ambassadeurs. Bedoeling is trouwens dat ze na de sessies met het aangereikte materiaal zelf een jaar lang aan de slag gaan in hun eigen praktijk, dat ze collega’s meetrekken en dat er vanuit die ervaringen een internationale publicatie en een werkinstrument kan ontstaan.

Eén van de kernpunten van het nieuwe kunstendecreet is dat expertise achteraf meer moet gedeeld worden.

PAUL: Daar ga ik mee akkoord. Waar ik sterk in geloof is dat alles verloopt volgens de formule waarbij je klein start, met een zuiver geformuleerde doelstelling zoals in het CONNECT-project, en dat vervolgens via de mensen zelf de bal aan het rollen geraakt zodat je een veel grotere verspreiding krijgt dan wanneer je zelf alle workshops zou organiseren. Daarnaast denken we ook na of we onze resultaten in traditionele formats moeten blijven publiceren zoals werkmappen of boeken, of dat we eerder op zoek moeten gaan naar oplossingen online. Zowel voor het CONNECT project als voor Klankatlas, een project rond Limburgse soundscapes, onderzoeken we momenteel nieuwe manieren van verspreiding.

De nieuwe media maken ook andere manieren van werken mogelijk. Een project is vandaag iets anders dan 10 jaar geleden. Afstand is veel minder een probleem dan 10, laat staan 20 of 30 jaar geleden. Als er iemand met expertise zit in Oostende, dan houdt er ons niet veel meer tegen om er op een heel intense manier mee samen te werken. Bovenlokale samenwerking wordt de toekomst.

HERMAN: Als organisatie hebben we altijd in heel Vlaanderen gewerkt. Dat voelen we soms bij de Neerpeltenaren. Wat Musica is, dat weten ze niet, maar Klankenbos kennen ze allemaal. Op Vlaams niveau of internationaal kennen ze je, maar lokaal niet meer.  Daar moet je ook mee opletten, want je moet natuurlijk ook je basis blijven houden. Daarom ook dat we belang blijven hechten aan lokale projecten, zoals ons community art project, Samhain, waarbij we lokale groepen op een heel ander manier gaan confronteren met kunst.

Wat gebeurt daar precies?

HERMAN: We laten bijvoorbeeld de drumband van een schutterij samenwerken met een artiest die op een heel moderne wijze met percussie bezig is. In plaats van marsjes te trommelen, mogen ze met reuze bamboestokken aan het werk gaan, op een heel aparte manier, in een mooie uitlichting. Je merkt dan hoe die jongens en meisjes openbloeien. ‘Waarom doen we dat niet wekelijks’, vragen ze dan. Maar dat hoeft niet wekelijks, het is voldoende om ze die goesting mee te geven om op een andere manier met muziek en kunst aan de slag te gaan. Die twee bewegingen blijven voor Musica belangrijk: mensen lokaal goesting geven en toch ook aan die artistieke kwaliteit en aan die internationale contacten blijven werken.

Hoe ziet de toekomst er uit?

PAUL: Er zijn bepaalde doelgroepen waar we momenteel nauwelijks op inzetten. Scholieren secundair onderwijs bijvoorbeeld, daar zie ik wel mogelijkheden liggen. Ik ben zelf goed thuis in het artistiek gebruik van nieuwe technologieën. Het werken rond apps bijvoorbeeld. Dat is iets waar alle jongeren vertrouwd mee zijn. Je kan daar ongelofelijk creatieve dingen mee doen, op voorwaarde dat je niet uitgaat van wat al voorgeprogrammeerd is. De meeste software is dikwijls niet echt open, en dwingt je muzikaal in een vooraf bestemde richting. Een bewustzijn daarrond losmaken via een experimenterende invalshoek – vergelijk het met het uitproberen van alternatieve speeltechnieken op klassieke instrumenten – kan een erg interessant project opleveren. Maar ook met oude muziek hebben we een aantal vernieuwende projecten op stapel staan, zoals het Van Veldeke-project dat in 2013 vorm zal krijgen.

HERMAN: Als je Van Veldeke leest of hoort voordragen kan je er niet veel van opsteken, toch zeker de gewone leek niet. Dat is voer voor de onderzoekers. Maar is het daarom materiaal dat niemand meer kan aanspreken? Natuurlijk niet, maar je moet wel naar een gepaste hedendaagse format zoeken en het muzikale vocabularium reconstrueren.

Traditie, ofwel ga je ermee om ofwel kies je om er niet mee om te gaan, dat is ook weer een keuze die je maakt.

HERMAN: Je kunt je verleden niet weggommen.

Hoe zouden jullie de educatieve missie/doelstelling van Musica samenvatten?

PAUL: Een brede focus voor de komende jaren, over alle activiteiten heen, is het inzetten op informeel leren en breinvriendelijk musiceren. Kort samengevat gaat het om het creëren van omgevingen die het muzikale leerpotentieel van mensen optimaal aanspreken. Dikwijls betekent dat op een heel andere manier te werk gaan dan wat gangbaar is in het huidige muziekonderwijs. In het al eerder vernoemde CONNECT-project proberen we daar rond te werken. Maar het is een ambitie die eigenlijk in alle projecten zit, al het is nog niet altijd even duidelijk hoe en wat. We willen daar in de toekomst in ontwikkelen en bijleren. Onder andere door zelf een symposium en een congres te organiseren, door know-how uit het buitenland naar hier te halen en door gerichte experimenten op te zetten. Tegelijkertijd moet je vooruitdenken, en zelfs verder denken dan het systematische onderzoek en de breinwetenschappen die een nieuw licht werpen op muzikale leerprocessen.  Wat er vandaag in de wetenschap gebeurt, is heel fascinerend en de evoluties gaan enorm snel, maar het spreken over het brein heeft ook altijd iets problematisch. Vooral omdat het brein soms ongemerkt een materiële metafoor wordt voor iets vluchtigs, iets waarvan we helemaal niet zo zeker zijn. En dat vergeten we nogal snel, vooral als de koppelingen tussen de gevisualiseerde breinactiviteit en onze handelingen, emoties en gedachten steeds sterker en gedetailleerder worden. Hoe nauwkeuriger je breinprocessen kan beschrijven in termen van endorfinen, synapsen, mri-patronen en dergelijke, hoe groter de verleiding wordt om ons denken, ervaren en handelen te herleiden tot die objectiveerbare gegevens.

HERMAN: Muziek is iets bijzonders. Vanaf het moment dat we als organisatie onder kunsteducatie vielen, mocht je zeker niet meer zeggen dat muziek een bijzondere kunst was. Ik ben er nu van overtuigd dat muziek toch wel een hele speciale plaats heeft. Als je kijkt naar de middeleeuwse Artes: muziek was er een onderdeel van, de rest van de kunsten niet. Ze zat zowel aan de wetenschappelijke als aan de kunstzinnige kant.

PAUL:  Al werd bij die middeleeuwse Artes de muziek vooral als een getalmatig fenomeen bestudeerd. Het synchroniserende en participerende effect van muziek, cruciaal in bijvoorbeeld volksmuziek, hoorde daar bij mijn weten niet bij. En het is precies dat wat vandaag de belangstelling van de wetenschap losmaakt.

HERMAN: Het schijnt dat je verschillende hersenfuncties tegelijk moet activeren in je hersenen als je aan het musiceren bent.

PAUL: Het is synchroniserend op verschillende niveaus. Zelfs bij passieve muzikale beluistering wordt er dikwijls een soort van onderdrukte motorische participatie in gang gezet. Net zoals ons hele denken en ervaren, is ons vermogen om van muziek te genieten sterk verankerd in het lichaam, in het hebben van een lijf.

De kracht van het samen musiceren is ongelooflijk sterk.

HERMAN: Kijk maar hoe je je in groep voelt als je samen begint te zingen … dat geeft een enorme energie en groepsgevoel.

Herman, jij gaat nu genieten van je pensioen?

HERMAN: Ik geniet mijn heel leven lang al, dus … Ik blijf nog tot einde 2013 binnen de organisatie functioneren, en daarna  kan Musica nog zoveel beroep doen op mij als nodig is, maar dan niet meer als leidinggevende of als vast personeelslid. De organisatie moet in ieder geval haar eigen weg gaan, dat is het belangrijkste.

dit interview werd afgenomen door Rein Meus en Jos Maes en verscheen in Artischock n°10

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s