In de multimediale installatie MULTIPLE voice/vision combineert Rudi Knoops ongewone beeldprojecties van vijf musicerende uitvoerders met een gespatialiseerde klankweergave. Historische technieken en cultureel erfgoed vormen de inspiratiebron voor een experimenteel visueel en akoestisch ontwerp. Vervormde beeldprojecties en ingenieuze spiegeleffecten refereren naar een bijzondere techniek uit de schilderkunst van de Renaissance: anamorfose, of het zodanig vervormen of vertekenen van een weergave dat enkel vanuit een heel specifiek gezichtspunt duidelijk wordt wat is weergegeven. De muziek die weerklinkt bestaat uit fragmenten uit Johann Sebastian Bach’s Musikalisher Opfer, een monument uit de polyfone muziekliteratuur, en nieuwe composities van Joachim Brackx die expliciet in dialoog gaan met hetzelfde oeuvre van Bach.
Beeld –en klankweergave worden analoog en parallel gepresenteerd. Wat je hoort is wat je ziet: een uitvoering van de muziek van Bach en Brackx door vijf klassieke muzikanten die elk afzonderlijk worden weergegeven op projectieschermen en cilindrische spiegels en tegelijk hoorbaar zijn via een bijhorende luidspreker. Toch worden het visuele en het auditieve aspect van de installatie niet als louter aanvullend of elkaar versterkend opgevat. Knoops streeft integendeel naar een “frictie tussen klank en beeld, die de waarnemer op zoek doet gaan naar interessante perspectieven – auditief, visueel, of een combinatie van beide.” Knoops veronderstelt die frictie als een resultante van het verschil tussen de auditieve en visuele werking van de installatie: “Het geluid wordt immers het best waargenomen vanuit het midden van de installatie… Voor het visuele gedeelte daarentegen is er geen ideaal standpunt om een volledig overzicht te krijgen… De zoektocht naar een goed gezichtspunt duwt de waarnemer zelfs weg van het midden van de installatie.”
Dergelijk uitgangspunt van frictie tussen media kan ‘intermediaal’ genoemd worden. Anders dan bij een conventionele multimediale vormgeving waarbij verschillende media gecombineerd worden om een verhaal of een boodschap zo sterk en zo duidelijk mogelijk over te brengen (denk aan de combinatie van woord, klank en beeld in een Hollywoodfilm of een reclamespot), richt een intermediale vormgeving de aandacht op de interactie tussen de zintuigen, op het waarnemen zelf. Die intermediale focus kan niet zonder een bepaalde vorm van ‘wrijving’ of incongruentie tussen de gehanteerde media. De idee van een spanning tussen de zintuigen kan echter alleen maar in het kijken en luisteren worden getoetst. Ik zal dan ook starten vanuit een eerder fenomenologisch standpunt om de esthetische claim van een ‘zintuiglijke frictie’ te onderzoeken. Mijn referentiepunt is de presentatie van MULTIPLE voice/vision tijdens de expo Awakening Woods in Dommelhof, Neerpelt van 20 juli tot 26 augustus.
Het eerste contact met MULTIPLE voice/vision is van akoestische aard. De installatie bevindt zich in een afgesloten, hoge ruimte, hoewel de muziek al van de buitenkant gedempt hoorbaar is. De ruimte is helemaal verduisterd met zwart gordijn. Zodra je de gordijnen opzijschuift en binnenwandelt, wordt je omgeven door de muziek. In een eerste indruk oogt de ruimte open en uitnodigend. Projectieschermen, cilindrische spiegels en luidsprekers staan in een wijde cirkel opgesteld op enkele meters hoogte, zodat de hele ruimte open ligt en je vrij onder de beeld –en klankprojecties door kan lopen. Er is geen verlichting aanwezig behalve het gereflecteerde licht van de beeldprojecties, wat een geborgen atmosfeer creëert die alle aandacht op de auditieve en visuele weergave richt. De muzikanten zijn opgenomen tegen een zwarte achtergrond, wat in combinatie met de verduisterde ruimte en de erg directe klankweergave voor een bijna ‘absolute’ aanwezigheid zorgt. De muzikanten lijken zich niet ergens in een bestaande ruimte te bevinden, maar grenzen in hun verschijning en hoorbaarheid zelf een virtuele ruimte af. Rondwandelen tussen de geprojecteerde muzikanten geeft het gevoel te kunnen rondlopen middenin een musicerend ensemble, maar laat zich ook minder letterlijk ervaren als een zich bewegen in een muzikale ruimte.
De plaatsing van de luidsprekers speelt een cruciale rol in het ruimtelijke effect van de installatie. Spatialisatie van klank is een voor de hand liggende en vaak aangegrepen strategie bij installatiekunst waar klank een rol speelt. Toch schuilt er een gevaar in het vertalen van ruimtelijke strategieën naar een muzikale context. Spreken over een klankperspectief is in wezen al een injectie van terminologie uit een visueel domein in de akoestische ervaring. Klank verspreidt zich bolvormig (theoretisch, in een open veld) en in tegenstelling tot ons gezichtsvermogen, horen we rondom rond. De ruimtelijke werking van het oor is dan ook veel meer gericht op het horen van aanwezigheid en nabijheid, eerder dan op het exact lokaliseren van objecten in een omgeving. Hoewel ons gehoor richtinggevoelig is, is het geen toeval dat het topische in de klassieke muziek vanouds de minst belangrijke parameter was, minder belangrijk alleszins dan het tonige, het ritmische en het timbrale. Muzikale communicatie is in akoestisch opzicht doorgaans gericht op een immersief en niet op een ruimtelijk lokaliseerbaar effect.
Knoops slaagt er echter in om via de opstelling en klankweergave, ruimtelijke differentiaties in de akoestische ervaring te maximaliseren, zonder daarbij de muzikale coherentie te verliezen. Onder de projectieschermen en cilindrische spiegels hangt telkens één bolvormige luidspreker die de klank van de weergegeven muzikant projecteert naar het midden van de cirkel. Het middelpunt van de installatie is dan ook het meest voor de hand liggende luisterpunt waar de verhouding tussen elk van de muzikanten in het klankbeeld in balans is. De ‘droge’ akoestiek en de verschillende projectiehoek van elke luidspreker zorgen ervoor dat elke stap in de ruimte, of zelfs alleen het draaien van het hoofd, een zeer duidelijk hoorbare verandering in de klankbalans teweeg brengt. Naar het midden van de cirkel hoor je het ensemble in zijn geheel, onder elke luidspreker afzonderlijk heb je het gevoel vlakbij één instrument te staan en de rest van het ensemble slechts op de achtergrond te horen.
De bezoeker krijgt daarmee de suggestie dat hij zelf de luisterbalans in handen heeft, wat als een uitnodiging kan worden geïnterpreteerd om zich fysiek doorheen het ensemble, doorheen de verschillende stemmen te bewegen. Dit rondlopen ‘in’ de muziek, werkt het sterkst in het Ricercar a 6 uit Bach’s Musikalisher Opfer. Aangezien elk instrument via een afzonderlijke luidspreker wordt weergegeven, wordt het in ruimtelijke zin mogelijk om de autonomie van elke stem in het polyfone geheel in realiteit te ervaren. Luisteren onder een luidspreker wordt luisteren naar de rol van één stem in het geheel, zich verplaatsen naar het midden van de installatie verlegt de focus naar een meer ‘diagonale’ of ‘verticale’ beluistering van de polyfonie. Het ontwerp van MULTIPLE voice/vision lijkt op het lijf geschreven te zijn van deze muziek en geeft de bezoeker via zijn eigen mobiliteit een sleutel in handen om in de polyfone complexiteit binnen te dringen. Of die mobilisatie het resultaat is van een frictie tussen het kijken en luisteren laat ik in het midden, maar op zijn minst slaagt de installatie erin om via de koppeling van ruimtelijke positionering aan klankbalans en beeldeffect, verschillende bewegingsmogelijkheden in de muziek te ontsluiten.
In een fragment voor clavecimbel solo (Ricercar a 3), waarbij verschillende visuele perspectieven op hetzelfde instrument worden geprojecteerd maar in de vijf luidsprekers dezelfde klankbron te horen is, blijft dit effect vanzelfsprekend achterwege. Maar ook in enkele andere fragmenten, zoals in de canon a 5 per motum ritardandum van Brackx, lijkt de uitnodiging om je als bezoeker te bewegen tijdens het luisteren minder sterk. Brackx kiest in deze canon voor één instrument dat simultaan in de vijf punten wordt weergegeven, maar wel in een onderling licht verschillende snelheid, zodat de tragere versies als vertragingen hoorbaar en zichtbaar worden en een soort canoneffect optreedt dat zich in een veel kleiner tijdsvenster afspeelt dan wat gebruikelijk is in een tonale, metrische canon. Het karakteristieke effect van een tonale canon, namelijk een horizontale herkenbaarheid van eenzelfde muzikaal thema dat gestapeld wordt in een metrisch verschuivend maar harmonisch coherent geheel, verdwijnt hier ten voordele van een fundamenteel ander effect. De dissonanties en het verlies aan metrisch houvast trekken de aandacht bijna volledig naar de verclustering van tonen en bewegingen die het resultaat is van de microtemporele vertragingen.
Daarmee verdwijnt de unieke combinatie van muzikale complexiteit en transparantie die de tonale polyfonie van het Musikalisher Opfer kenmerkt. Anderzijds ontstaan door de kleine verschuivingen ook fascinerende uitwaaierende effecten, die vooral erg zichtbaar en hoorbaar worden wanneer je in het middelpunt van de installatie blijft staan en rond je as kan draaien.
De vraag rijst in dat geval in hoeverre de bezoeker daadwerkelijk geprikkeld wordt tot mobiliteit vanuit een ‘frictie’ tussen het kijken en het zien. Het vervormde beeld nodigt niet noodzakelijk uit om een kijkhoek op te zoeken waar een realistische weergave zichtbaar wordt. Integendeel, de meest realistische of minst vervormde weergave wordt niet noodzakelijk ervaren als de beste of meest ‘juiste’ weergave. De grofmotorische bewegingen van de muzikanten worden in de vervormde projectie uitvergroot. De projectie op het scherm vervormt de weergave van de muzikant tot een bolvorm, waardoor vooral de onderkant van het beeld, waar zich meestal ook de acties van armen en strijkstokken bevinden, wordt uitgerokken. De bewegingen gaan daardoor een eigen leven leiden en verwerven een hypnotische kracht die vooral vraagt om te blijven staan.
Een ander resultaat vinden we in de canon a 5 in unisono waarin één opname in vijf exacte kopieën maar in verschillende tijdslagen weergegeven worden. Geen instrumentale uitvoering hier, maar wel de doordringende stem van een sopraan die vanuit de vijf luidsprekers weerklinkt. Hier is geen sprake van uitvergrootte fysieke beweging, maar wel van een overrompelende omsingeling. Een vijfvoudige verschijning in felblauw kleed, frequenties die zich stapelen in een gebied waar ons gehoor extra gevoelig is en de impact van de menselijke stem maken dit fragment tot een belevenis die veel minder ‘vrij’ aanvoelt, minder uitnodigt tot zelfstandige exploratie, maar wel dwingt tot een keuze, tot het zich overgeven aan een indringende ervaring die flirt met de pijngrens of zich begeven naar de rand van de installatie vanwaar met een zekere afstand het zintuiglijke bombardement kan worden ondergaan.
De ervaren interactie tussen beeld en klank in MULTIPLE voice/vision blijkt erg sterk te variëren naargelang het gekozen muziekfragment. Hier ligt misschien wel één van de belangrijkste uitkomsten van Knoops’ onderzoek. MULTIPLE vision/voice toont aan hoe sterk auditieve of visuele vormgeving elkaar kunnen beïnvloeden in de totaliteit van de kijk/luisterervaring. Zelfs binnen een medium als klassieke muziek, met zijn conventionele presentatievormen en verwachtingspatronen, blijkt alleen al de keuze voor een specifieke muzikale techniek te leiden tot een ander kijkperspectief, of alleszins andere mogelijkheden te openen om het zichtbare en het hoorbare met elkaar te confronteren. In dat opzicht opent de installatie niet alleen onvermoede oor- en gezichtspunten op één specifieke muziekuitvoering, maar is het ook een sterke pleitbezorger om het muzikale onderzoek in confrontatie met deze installatie of gelijkaardige beeldtechnieken uit te breiden en verder te zetten.
Paul Craenen, Neerpelt 2012